Konrad Mägi

Konrad Mägi


Serendipity struck once more, when I was trying to find my way to a Gordon Matta-Clark exhibition at the Eesti Kunstimuuseum and accidentally walked into the room where a collection of landscape paintings by Konrad Mägi was shown.

“Happiness is not for us, sons of a poor land. For us, art is the only way out: at the moment when the soul is filled with life’s eternal suffering, art provides us with that which life cannot offer. There, in art, in our own creation, we can find peace.”

– Konrad Mägi

Maybe it was just my own emotional instability of that particular day that was longing for some soothing existentialist words & works, but within a few minutes I fell completely in love with Mägi and his art. How pain & beauty can be so closely related, how nature can be a place where everything outside of human understanding can be experienced, how art can be the ultimate attempt to express soul and emotion, far beyond words – that afternoon it all really touched me.

At the exhibition a beautiful introductory video showed several artists, critics and curators speaking about Mägi’s work. The way they analyzed his methods and philosophy was fascinating: hardly technical, most of them took an emotional, even spiritual approach. Speaking about soul, angels & demons, love, beauty, life & death.

Standing there in front of the paintings, I felt like they allowed me to somehow connect to an incredibly strong, very personal as well as universal feeling of ambiguity, of pain & beauty as one, of the everyday struggle and joy of being in the world.

I didn’t make it to Matta-Clark that day – but I did find a lot more than what I was looking for.

Maken en leven #3 / Noodzaak

Maken en leven #3 / Noodzaak

Het op mijn eigen manier doen. Op mijn eigen voorwaarden. Werken met rust, de tijd nemen en het vertrouwen hebben om dingen te laten ontstaan, niets forceren. Ergens zijn, de tijd nemen om ergens echt te zijn, en dat gebruiken als uitgangspunt. Dat het over landschap moet gaan, over vrouwen in het landschap, vrouwen op het land. Wat dat dan ook mag betekenen. 

Dat zijn de voornemens waarmee ik begon aan mijn afstudeervoorstelling. Nu ik ver weg heb gepresenteerd deel ik via deze blog graag de inzichten en ervaringen die ik opdeed tijdens dit project.

Noodzaak. Het woord viel al een paar keer in mijn vorige blogs. Ik heb er veel over gemijmerd de afgelopen tijd. Dat gaat ongeveer zo:

Noodzaak, dat heeft de vorm van een grote, voelbare drive. Een enorme passie, meestal met een maatschappelijke of politieke betekenis, een onweerstaanbare behoefte om iets te doen, te zeggen en te veranderen. Noodzaak gaat over de wereld, over mensen, en is per definitie niet egoïstisch. Noodzaak kent geen twijfel, is slechts een onwrikbare overtuiging, die aanstekelijk werkt voor de mensen om je heen, en bovendien is deze alles in beweging zettende kracht een absolute voorwaarde om kunst te mogen maken.

Ik voel dat niet.
Nou, dan ben ik dus geen kunstenaar.

Hallo, Hannegijs, schattig dat je er nog in gelooft dat de wereld zo in elkaar zit, maar joehoe, Ground Control to Major Tom, even terug naar het echte leven.

Oh ja, het echte leven, als 25-jarige in 2018, dat is dus existentiële crisis all over the place, al die lieve jonge mensen om je heen die het ook niet weten, me meer dan ooit realiseren hoe absurd zinloos het leven is, er desalniettemin best wel van genieten, erom lachen, erom huilen, dan maar weer gewoon een biertje drinken met vrienden die er ook maar wat van proberen te maken. Je leest eens een boek, dat helpt wel, al blijf ik daarna meestal toch met meer vragen dan antwoorden achter.

En in die chaos dan weer op zoek naar de noodzaak. Als een soort worst aan een hengel om achteraan te rennen (en daarachter de leegte).

Ik voel het niet. Hoewel, als ik deze voorstelling maakte zonder noodzaak, waarom moest ik er dan toch zo hard om huilen? Dan is er dus wel iets. Het lukt me alleen nog niet goed dat onder woorden te brengen.

Zachtheid. Er is iets met die zachtheid, een woord dat steeds blijft terugkomen in relatie tot dit project. Zachtheid als onmisbare kracht van de vrouw en het vrouwelijke, zachtheid als een zo weinig geziene manier om onze omgeving mee te benaderen, zachtheid als houding in een maakproces, zachtheid als middel om mee te maken. Zachtheid, misschien wel, als statement.

Ja, dat klopt, zachtheid is in allerlei opzichten waar ik naar zoek. En aangezien we toch al tot de conclusie waren gekomen dat het ook over mij gaat, gaat het dus absoluut over zachtheid.

Kan zachtheid mijn noodzaak zijn? Het voelt tegenstrijdig. Mijn definitie van noodzaak is namelijk zo ongeveer het tegenovergestelde van zachtheid. Noodzaak is hard en rechtlijnig. Wat een mannelijke benadering eigenlijk. Bijna seksueel. DrivePassie. Jeetje. Hoe kom ik aan dit idee? En wat is het voor gek minderwaardigheidscomplex dat ik mezelf geen kunstenaar vind bij gebrek aan harde rechte noodzaak?

U hoort het. Ik maak voorlopig uitsluitend zachte dingen. Die over mezelf mogen gaan.

Biertje?

Maken en leven #2 / Oeps, het gaat over mij

Maken en leven #2 / Oeps, het gaat over mij

Het op mijn eigen manier doen. Op mijn eigen voorwaarden. Werken met rust, de tijd nemen en het vertrouwen hebben om dingen te laten ontstaan, niets forceren. Ergens zijn, de tijd nemen om ergens echt te zijn, en dat gebruiken als uitgangspunt. Dat het over landschap moet gaan, over vrouwen in het landschap, vrouwen op het land. Wat dat dan ook mag betekenen. 

Dat zijn de voornemens waarmee ik begon aan mijn afstudeervoorstelling. Nu ik ver weg heb gepresenteerd deel ik via deze blog graag de inzichten en ervaringen die ik opdeed tijdens dit project.

Waar ik vooraf niet zo over had nagedacht, maar waar ik terugkijkend van kan zeggen dat het mooi, logisch, onvermijdelijk is, is dat mijn keuzes over hoe ik wilde werken indirect van grote invloed zijn geweest op de vorm en inhoud van de voorstelling.

De rust die ik zocht zit in de voorstelling. De tijd die ik wilde nemen om dingen te laten ontstaan zit in de voorstelling. Het ergens zijn zit in de voorstelling. Ikzelf zit in de voorstelling – mijn manier van kijken, mijn manier van denken, mijn manier van zijn. Mijn vrouw-zijn.

“Vrouw en land, dat ben jíj toch gewoon?” Zegt een vriendin tegen me in een gesprek over de voorstelling (even voor de context: het is drie dagen voor de première, ik heb de laatste repetitie al achter de rug en ik bel haar huilend op omdat ik niet meer begrijp wat ik heb gemaakt, waarom ik het heb gemaakt, en waarom daar mensen naar zouden moeten komen kijken).
Ja. Ja. Vrouw en land, dat is Hannegijs ten voeten uit. Oog voor het landschap, voor de betekenis van het landschap, voor de schoonheid van het landschap. Oog voor betekenis en schoonheid van de vrouw. Liefde voor beide.
Als het al iets is wat ik heb gemaakt, zeg ik, is het niets meer en niets minder dan een stuk gereedschap om mensen met mijn ogen naar de omgeving te laten kijken.
“Dat is toch fantastisch!” Zegt de vriendin.
“Maar ik ben toch theaterdocent, ik kan toch niet afstuderen met een voorstelling die over mij gaat.” (ik huil nog harder)
Had ik er niet meer werk van moeten maken om de omgeving erbij te betrekken? Had ik met meer spelers moeten werken, met andere spelers? Had het niet een socialer project moeten zijn? Had ik de spelers niet veel belangrijker moeten maken? Had het niet een veel theatraler project moeten zijn? Heb ik wel theater gemaakt? Heb ik wel gedaan wat er van me verwacht wordt als afstuderend theaterdocent? Waarom zou je überhaupt iets maken als er alleen vrienden en bekenden naar komen kijken? Is het wel zinvol geweest, betekenisvol? Waar is de noodzaak van dit project? Had die er niet veel meer moeten zijn? Heb ik zelf wel enige noodzaak gevoeld? Heb ik niet honderden kansen laten liggen en mogelijkheden vergooid door het zo klein en on-meeslepend te houden? Door maar te wachten tot de dingen zouden ontstaan?

Ehh.
Even terug naar het begin.
Natúúrlijk gaat het over mij.
Ik geloof niet dat het mogelijk is om theater te maken dat niet in bepaalde mate over jezelf gaat. Dat betekent niet dat het ook privé hoeft te zijn (wat mijn voorstelling geenszins is geworden), het publiek hoeft zelfs geen flauwe notie te hebben van wat het voor jou persoonlijk maakt, er zijn nou eenmaal eindeloos veel vormen om je verhaal te vertellen en die kunnen zo (on)transparant zijn als je zelf wilt – misschien zelfs zo ondoorzichtig dat je zelf niet eens meer door hebt dat je iets over jezelf aan het maken bent.

Ik kwam er in elk geval achter dat ik het nodig had om transparant te zijn. En dat ik dat eigenlijk niet durfde, omdat iets in mij vond dat dat niet mocht. Van wie eigenlijk niet? Ik ben toch de maker?

Bijgevolg zitten mijn twijfels en onzekerheden dus ook in de voorstelling. Niet in letterlijke zin, maar ik geloof wel dat je ze kunt waarnemen. In de vorm van losse eindjes, keuzes die ik niet heb durven maken, maar ook als een bepaalde kwetsbaarheid, een zachtheid die uiteindelijk misschien wel de cruciale schoonheid gegeven heeft aan wat ik heb gemaakt.

Gewoon een tijdje naar een koe staan kijken en je afvragen: wat als mannen melk gaven? Dat ben ik.

Maken en leven #1 / Beginnen

Maken en leven #1 / Beginnen

Het op mijn eigen manier doen. Op mijn eigen voorwaarden. Werken met rust, de tijd nemen en het vertrouwen hebben om dingen te laten ontstaan, niets forceren. Ergens zijn, de tijd nemen om ergens echt te zijn, en dat gebruiken als uitgangspunt. Dat het over landschap moet gaan, over vrouwen in het landschap, vrouwen op het land. Wat dat dan ook mag betekenen.

Dat zijn de voornemens waarmee ik begon aan mijn afstudeervoorstelling. Nu ik ver weg heb gepresenteerd deel ik via deze blog graag de inzichten en ervaringen die ik opdeed tijdens dit project.

Beginnen. Het klinkt moeilijker dan het is (iets afmaken, dat is pas moeilijk). Maken begint in mijn ogen al bij de eerste gedachte, en in het bijzonder bij de eerste gedachte die je hardop uitspreekt tegen iemand anders.

Ik kan me die eerste uitgesproken gedachte nog precies herinneren. Een vriend leende me dit voorjaar een boekje. De vloeivelden in,  heette het, van de Groningse schrijfster Aly Freije. Een verhaal over een meisje dat in de jaren ’50 opgroeit in de veenkoloniën. Ik las het in één avond uit (kijk, daar in het bos, in mijn camper) en wist toen dat ik een thema had gevonden waar ik iets mee moest: vrouw en land. Toen ik dat de volgende dag tegen diezelfde vriend zei was het waar en echt: hier zou mijn afstudeervoorstelling over gaan.

Sindsdien hebben mijn ideeën honderden verschillende vormen aangenomen, kregen voornemens steeds weer een andere richting, had ik ook heel vaak geen idee welke kant het op moest, en van dat het eindproduct er zo uit zou komen te zien had ik in de eerste fase nog geen enkel vermoeden, maar het thema is gebleven.

Dat was, wat inhoud betreft, het begin. Minstens zoveel heb ik me in dit proces bezig gehouden met het hoe. Werken op mijn eigen voorwaarden, met rust, de tijd nemen, echt ergens zijn. Die voornemens hadden een langere aanloop. Vorig jaar september werd ik overspannen en sindsdien ben ik eigenlijk het hele hoe en wat van het leven opnieuw aan het uitvinden met mezelf. Leven, werken, maken, ik maak in mijn benadering ervan steeds minder onderscheid. Ik doe het allemaal met mijn eigen lijf en hoofd, en dat moet goed voelen.

Ik koos ervoor om een voorstelling te maken in een korte, gefocuste periode. Zeven weken om me uitsluitend hierop te richten. Minder doen, en minder verschillende dingen tegelijk doen (het klinkt zo makkelijk), het is voor mij een enorme stap in het vinden van rust. Maar zelfs over dingen waar je zeeën van tijd voor hebt kun je je opvreten als je in de weg wordt gezeten door perfectionisme, angst voor mislukking of beklemmende ideeën over wat andere mensen van je verwachten. Rust vinden betekende voor mij vooral dat ik van een heleboel dingen het belang opnieuw moest afwegen. Mijn eigen geluk en welzijn bijvoorbeeld, ten opzichte van de ambitie om de beste voorstelling ooit te maken.

Ik had een heerlijke lange, warme zomer om die dingen eens goed te laten sudderen. Gedurende die weken rezen mijn eigen geluk en welzijn naar ongekende hoogte, terwijl de ambitie om de beste voorstelling ooit te maken volledig leek te verdwijnen en plaatsmaakte voor de gedachte ik denk dat ik fietsenmaker wil worden. Het belang van die te maken voorstelling verdween, het veranderde gewoonweg in één van die dingen waarvan je weet dat je ze zult gaan doen, al weet je nog niet hoe, zoals morgenochtend weer opstaan, en de dag daarna. Dat gaf rust, een eindeloze rust. De dingen gebeurden gewoon, en ik vond het prima.

Mijn camper (waarin ik woonde) begaf het, maar dat gaf niet, ik ging logeren in Groningen, en ik ging er niet meer weg. Ik nam mijn intrek in de PAIR (Portable Artist In Residence) van Landcapelabs. Een woning en atelier gebouwd van twee zeecontainers, gesitueerd op het oude Suikerunie-terrein in Groningen. Het was allemaal niet bedacht, het ontstond gewoon, net als het telefoongesprek met het meisje dat wel in mijn voorstelling wilde spelen, dat zo leuk was dat we het al hadden besloten voordat we elkaar überhaupt hadden ontmoet.

En zo begon ik. Zonder moeite, het gebeurde gewoon, met rust en vertrouwen en plezier, en met een kleine verzameling voornemens over het hoe en wat. Maar ook zonder belang, zonder zoiets als noodzaak, een woord dat zo vaak valt in dit vak. En ik vroeg me af, in alle rust, kan je een voorstelling maken als je het allemaal prima vindt?

Johannesburg #7 / Terugkomen

Johannesburg #7 / Terugkomen

Ik ben in Johannesburg voor een vijf-weekse stage bij The Centre for the Less Good Idea, een interdisciplinaire werkplaats voor de kunst, opgericht door William Kentridge in de even hippe als ruige wijk Maboneng. Er wordt in het Centre op dit moment gewerkt aan drie verschillende, grote samenwerkingsprojecten die gepresenteerd worden als Season 3, op 11 tot en met 14 april. Ik ben hier samen met mijn studiegenoot Diede om te assisteren, observeren en kennis te maken met het werkveld van de stad.

Het avontuur zit er op. Ik ben terug in Amsterdam, die mooie, absurd rijke, overdreven veilige en opgeruimde stad. Een onwerkelijke wereld. Het zijn banale maar essentiële dingen die ik heb gemist: fietsen, in je eentje over straat kunnen, een nachtelijke wandeling. Toch ben ik niet uitgesproken blij om terug te zijn. In mijn achterhoofd zijn er een paar confronterende vraagstukken mee teruggereisd vanuit Johannesburg – en ik ben thuisgekomen in een zee van tijd en ruimte om die flink te laten sudderen.

Kunst. Theater. Kunsteducatie. Waarom doe ik dat ook alweer? Voor wat, voor wie? Waar moet het over gaan? Betekenis, activisme, experiment, strijd, menselijkheid, toekomst, keihard werken voor iets waar je in gelooft, al die termen die in onze gesprekken de afgelopen weken zo’n belangrijke rol hebben gespeeld moeten nu een nieuwe plek vinden in mijn eigen aangeharkte, Hollandse werkelijkheid. Het is moeilijk om me niet voornamelijk ontzettend verwend en nutteloos te voelen. Waar gaat het hier nou eigenlijk over?

Toch twijfel ik er niet aan dat theater bij uitstek een middel kan zijn om het over dit soort vragen te hebben. Tijdens onze laatste dagen in Johannesburg maakten we een presentatie, een korte performance als reflectie op onze ervaringen. Het was een ingewikkelde maar mooie en bijzondere zoektocht naar hoe onze ervaringen vorm te geven en onze eigen positie te bepalen in een totaal andere context – met een mooi theatraal resultaat.

Dit werk zal altijd een zoektocht blijven. Steeds weer opnieuw de balans opmaken: waar sta ik, wat doe ik, waar ga ik naartoe?
Nu ik weer terug ben in Nederland en de ervaring van zes turbulente weken Johannesburg bij me draag gonzen die vragen steeds door mijn hoofd. Maar ik nu vooral in verwarring ben weet ik dat de kwartjes over niet al te lange tijd zullen gaan vallen, en dat er in mijn rugzak een bescheiden voorraadje Johannesburgse strijdvaardigheid is meegereisd waarmee ik binnenkort de wijde Hollandse wereld weer in zal trekken.

 

Johannesburg #6 / Coach

Johannesburg #6 / Coach

Ik ben in Johannesburg voor een vijf-weekse stage bij The Centre for the Less Good Idea, een interdisciplinaire werkplaats voor de kunst, opgericht door William Kentridge in de even hippe als ruige wijk Maboneng. Er wordt in het Centre op dit moment gewerkt aan drie verschillende, grote samenwerkingsprojecten die gepresenteerd worden als Season 3, op 11 tot en met 14 april. Ik ben hier samen met mijn studiegenoot Diede om te assisteren, observeren en kennis te maken met het werkveld van de stad.

Of ik hier ergens in de buurt misschien kon sporten, vroeg ik aan Bronwyn (midden op de foto, met tas en zonnebril). Bronwyn begeleidt onze stage hier, is wat ze noemt animateur van het Centre (een soort programmeur, directeur en producent in één), overtuigd Johannesburger, kent alles en iedereen hier in de buurt, heeft bij iedere persoon of plek een verhaal, en introduceert ons en passant aan allerlei noemenswaardige figuren in het lokale én internationale theaterlandschap. En toen ik wel een work-out kon gebruiken bracht ze me in contact met Coach.

Coach (meest rechts op de foto) is coach, en iedereen noemt hem zo, inclusief hijzelf.

Coach is wat je noemt een man met een verhaal. Als jongen opgegroeid op straat, al jong in een verkeerd circuit beland en daarna in de gevangenis. Daar begon hij met boksen – waar hij bijzonder veel talent voor bleek te hebben. Toen hij vrij kwam werkte hij hard aan zijn carrière als bokser, alles om maar niet weer op het verkeerde pad te raken. Tot hij op een dag zelf slachtoffer werd van een gewelddadige beroving die hem bijna fataal werd: zeven schoten werden op hem gelost toen hij terug vocht tegen zijn berovers. Sindsdien bokst Coach niet meer zelf. Hij loopt slecht en verloor het zicht aan één van zijn ogen. Sindsdien is Coach coach. Hij begon jongeren op straat te trainen, kraakte een pompstation in de beruchte wijk Hillbrow waar hij vanuit niets zijn bokspraktijk opbouwde, en werd uiteindelijk zelfs coach van een aantal vrouwelijke Zuid Afrikaanse bokskampioenes. Nog altijd is hij een belangrijk figuur in de wijk. Zijn gekraakte pompstation heeft hij nooit verlaten.

Hoewel ik toen ik mijn vraag stelde meer dacht aan gewoon ergens een rondje joggen, was het dinsdagochtend dan toch tijd voor mijn eerste bokstraining ooit. Coach kwam me zelfs persoonlijk oppikken, om 7 uur ’s ochtends, zodat ik niet alleen over straat hoefde.

Boksen, het voelt wel gepast in een stad als Johannesburg. Maar hoe ruig het hier ook kan zijn, de mensen weten zich ook steeds weer van hun zachtste kant te laten zien – met Coach als wandelend voorbeeld.

 

 

Johannesburg #5 / A gift, a constraint

Johannesburg #5 / A gift, a constraint

Ik ben in Johannesburg voor een vijf-weekse stage bij The Centre for the Less Good Idea, een interdisciplinaire werkplaats voor de kunst, opgericht door William Kentridge in de even hippe als ruige wijk Maboneng. Er wordt in het Centre op dit moment gewerkt aan drie verschillende, grote samenwerkingsprojecten die gepresenteerd worden als Season 3, op 11 tot en met 14 april. Ik ben hier samen met mijn studiegenoot Diede om te assisteren, observeren en kennis te maken met het werkveld van de stad.

In 1976 werd in Johannesburg het Market Theatre geopend. De prachtige hal van de oude Indian Fruit Market (Indiër Vrugte Mark) werd omgetoverd tot een plek waar kunstenaars hun krachten bundelden om zich uit te spreken tegen het apartheid-regime. Met gevaar voor eigen leven en de overtuiging dat kunst en cultuur de kracht hebben om een samenleving te veranderen werd er gemaakt en gespeeld, werkten zwart en wit samen om verhalen te delen met een lokaal en internationaal publiek. Het Market Theatre was de eerste en enige plek in Zuid Afrika waar tijdens apartheid zwarte en witte acteurs samen op het podium stonden – met de nodige arrestaties van dien. Tegenwoordig draait het theater nog altijd op volle toeren, zij het met iets minder prangend activisme.

Vandaag zijn we te gast bij Clara Borne van het Market Theatre Lab, al twintig jaar een onafhankelijke opleiding voor theatermakers, onder de paraplu van het Market Theatre. We spreken met haar over het theater, over het onderwijs, over de geschiedenis, over de studenten.

Een groep luidruchtig pratende, roepende, zingende studenten doorkruist de hal van het gloednieuwe gebouw. In een studio lopen twintig eerstejaars op blote voeten kris-kras door de ruimte. Afrollen en weer op. Sommige dingen zijn overal hetzelfde.

De eerste free born generatie studenten maakt zijn opmars: allemaal geboren na 1994. De geschiedenis is nog vers, maar zij zijn vrij. Vrij om te doen en laten wat ze willen. Hoewel, ook twintig jaar na de afschaffing van apartheid is er nog zo veel om voor te vechten. Betaalbaar onderwijs, bijvoorbeeld. Economische gelijkheid. Minder (seksueel) geweld. Gender en seksualiteit is een veel terugkomend thema onder de jonge makers hier in het Lab.

Werken in een sociaal-politieke omgeving die schreeuwt om aandacht. “It’s a gift and it’s a constraint”, zegt Clara. Activisme levert soms waanzinnig mooi en krachtig theater op – het heeft de klassiekers van het Zuid Afrikaanse theater voortgebracht. Maar het kan ook in de weg zitten. Het moet ook over de kunst zélf kunnen gaan, in plaats van alleen maar over het verhaal.

Perspectief. In Amsterdam mag het wel wat meer over het verhaal gaan, in plaats van alleen maar over de kunst. Wat is je rol als kunstenaar, en met welke betekenis wil en kan je werken? Het blijft een fascinerend gesprek, een doorgaande zoektocht, universeel en tegelijk in iedere context zo verschillend. Een antwoord vinden kan denk ik maar op één manier: maken, maken, maken.

Johannesburg #4 / The Island

Johannesburg #4 / The Island

Ik ben in Johannesburg voor een vijf-weekse stage bij The Centre for the Less Good Idea, een interdisciplinaire werkplaats voor de kunst, opgericht door William Kentridge in de even hippe als ruige wijk Maboneng. Er wordt in het Centre op dit moment gewerkt aan drie verschillende, grote samenwerkingsprojecten die gepresenteerd worden als Season 3, op 11 tot en met 14 april. Ik ben hier samen met mijn studiegenoot Diede om te assisteren, observeren en kennis te maken met het werkveld van de stad.

“God gave me ten fingers to count.
But how do I count my life?
One. One. One.
The next day arrives.
One. One.”

Zondagmiddag, Popart theatre. Luntu Mazisa en Siya Mayola spelen The Island, een Zuid Afrikaanse klassieker uit 1973, over twee celgenoten op een naamloos eiland. Het stuk is gebaseerd op het werkelijke bestaan van gevangenen op Robbeneiland, waar Nelson Mandela en andere anti-apartheidsstrijders werden vastgehouden. 

De personages, John en Winston, vernoemd naar twee van de auteurs, zijn op een bijna Beckettiaanse manier op elkaar aangewezen.
Ze delen lief en leed en schamele bezittingen, troosten elkaar met fantasie en spel. De twee repeteren voor een opvoering van Antigone voor hun medegevangenen, met de nodige discussie – want wie krijgt de rol van Kreon, en wie moet de van twee blikjes geknutselde bh aan om de rol van Antigone te vertolken? 

The Island is concreter en reëler dan Beckett ooit zou schrijven, en verrassend genoeg ook hoopvoller. Misschien wel omdat we nu weten dat er daadwerkelijk een eind zou komen aan de situatie voor de politieke gevangen op Robbeneiland. Misschien nog wel meer omdat The Island geschreven is met de grote noodzaak om iets aan die situatie te veranderen, in een tijd dat het verboden was een dergelijk toneelstuk op te voeren en men in het geheim langs de townships trok om dit verhaal te kunnen vertellen.

Zowel in gesprek met Hayleigh, programmeur en producent van het Popart theatre, als met de acteurs zelf komt een visie op theater en educatie naar boven die veel zegt over de praktijk hier.

Theater is een manier om verhalen bloot te leggen. Om te vertellen wat verteld moet worden. Telling stories is healing. Theater vergroot het historisch bewustzijn van het publiek, jong en oud. Geschiedenis die nog vers is, die nog altijd doorwerkt in het nu, en waar kinderen op school te weinig over leren. 

Theater ís educatie. Voor iedereen.

Vanmiddag fotografeerde ik hier om de hoek vijf hipper dan hippe jongens, op de stoep voor de vintage-store. Ik vraag me af waar zij naartoe gaan, welke verhalen zij hebben gehoord, hoe zijn hun geschiedenis bij zich dragen.

 

 

Johannesburg #3 / Tumi

Johannesburg #3 / Tumi

Ik ben in Johannesburg voor een vijf-weekse stage bij The Centre for the Less Good Idea, een interdisciplinaire werkplaats voor de kunst, opgericht door William Kentridge in de even hippe als ruige wijk Maboneng. Er wordt in het Centre op dit moment gewerkt aan drie verschillende, grote samenwerkingsprojecten die gepresenteerd worden als Season 3, op 11 tot en met 14 april. Ik ben hier samen met mijn studiegenoot Diede om te assisteren, observeren en kennis te maken met het werkveld van de stad.

 

Het is paasweekend. Voor de meeste Zuid-Afrikanen betekent dat een lang weekend vrij, maar hier in het Centre wordt keihard doorgewerkt. Muenia, die spelregie doet bij het project Desert, is een paar dagen op vakantie, en dat betekent dat de studio vier dagen lang in handen is van Tumi.

Tumi is filmmaakster, en ontpopt zich dit weekend als onnavolgbare one-woman filmcrew. Productie, regie, camera, geluid, licht, set-design, ze doet het allemaal (delegeren lijkt niet echt onderdeel van haar vocabulaire te zijn – soms zitten we met z’n vijven toe te kijken hoe Tumi aan lampen en camera’s staat te sjorren). Diede en ik springen bij waar we kunnen, vandaag ook aan de andere kant van de camera, als jackals (jakhalzen).

De dynamiek van de filmset is totaal anders dan die van de repetitieruimte zoals we hem de afgelopen twee weken hebben gezien. Het is een welkome afwisseling, maar het vreet ook energie: veel wachten, veel bouwen, steeds weer een nieuwe spanningsboog voor iedere scène, veel herhalen. De sfeer is goed. De sfeer is altijd goed in deze ruimte, met deze mensen. Soms voelen we ons hier als assistenten overbodig of ongezien, maar als we vandaag na een lange dag de set verlaten is het onder luid applaus. These guys were already in here at ten building up! Graag gedaan, Tumi.

 

 

Johannesburg #2 / Mncedisi

Johannesburg #2 / Mncedisi

Ik ben in Johannesburg voor een vijf-weekse stage bij The Centre for the Less Good Idea, een interdisciplinaire werkplaats voor de kunst, opgericht door William Kentridge in de even hippe als ruige wijk Maboneng. Er wordt in het Centre op dit moment gewerkt aan drie verschillende, grote samenwerkingsprojecten die gepresenteerd worden als Season 3, op 11 tot en met 14 april. Ik ben hier samen met mijn studiegenoot Diede om te assisteren, observeren en kennis te maken met het werkveld van de stad.

We zitten op het terras van The Bioscope met acteur Mncedisi en het drietal artiesten uit Madagascar dat is ingevlogen om een bijdrage te leveren aan het project Desert. In een mengelmoes van Frans, Engels, Malagasi en Nederlands bespreken we de chaotisch-luidruchtige try-out van de performance Joining Room. Mathieu, Nati, Temajuta en Mncedisi zijn unaniem: nooit eerder zagen ze zoiets als dit en ze begrijpen ook niet waarom het gemaakt zou moeten worden.

Dan kletsen we over bier en eten en muziek, over vegetariërs, over taal, over paspoorten, over films, over wie in welke landen is geweest. Over dat Mncedisi werkte met Peter Brook en Grotowski-training volgde in Polen. Over dat het Market Theatre in Johannesburg ten tijde van Apartheid als enige het lef had om voorstellingen met zowel zwarte als witte acteurs ten tonele te brengen (met alle gevolgen van dien).

“Do you know any Dutch children’s songs?” Mncedisi begint te zingen: daar wordt aan de deur geklopt, hard geklopt, zacht geklopt, daar wordt aan de deur geklopt, wie zou dat zijn. Hij heeft het liedje geleerd van een Nederlandse zangdocent, maar hij weet niet waar het over gaat – of hoe het volgende couplet klinkt: wees maar gerust mijn kind, ik ben de goede Sint, ook al ben ik zwart als roet, ‘k meen het wel goed. Leg dat maar eens uit.

Zo gaan de gesprekken hier. Het gaat over kunst, het gaat over kleur, het gaat over trots, het gaat over groente. Samen winden we ons op over het beledigende, het ongelijke, het onmenselijke. Samen lachen we om het absurde, om het kleine, om elkaar. “Never let a Dutch girl say no!” en we krijgen nog een biertje.

 

Johannesburg #1 / Fox Street

Johannesburg #1 / Fox Street

Ik ben in Johannesburg voor een vijf-weekse stage bij The Centre for the Less Good Idea, een interdisciplinaire werkplaats voor de kunst, opgericht door William Kentridge in de even hippe als ruige wijk Maboneng. Er wordt in het Centre op dit moment gewerkt aan drie verschillende, grote samenwerkingsprojecten die gepresenteerd worden als Season 3, op 11 tot en met 14 april. Ik ben hier samen met mijn studiegenoot Diede om te assisteren, observeren en kennis te maken met het werkveld van de stad.

Het is nauwelijks twee minuten lopen van Main Street Life naar Arts on Main (de lift nemen naar de zesde verdieping duurt langer). Na vijf dagen hier in Maboneng is het al bijna onmogelijk om in die twee minuten niemand tegen te komen die we nog niet hebben ontmoet. Mncedisi (de c is een klik), die ook in Main Street Life verblijft en acteur is bij één van de projecten in The Centre; de man die vintage records verkoopt op de hoek van de straat en wekelijks in het Market Theatre te vinden is; Freedom, de vreemde jongen uit de lift die steeds foto’s van ons wil maken voor zijn fashion blog die nog niet online is; Hayleigh van het PopArt theatre; of anders wel de medewerkers van Pata Pata die ons inmiddels al begroeten als vaste klanten.

Bij Pata Pata kan je terecht voor boerewors met pap en andere typisch Zuid Afrikaanse gerechten, een vegetarische geitenkaasburger hebben ze ook, cocktails, stukken red velvet cake ter grootte van een baksteen, hippe emaille bekers met theezakjes, live jazz of een DJ, halve liters Castle Lite.

Dit alles speelt zich af op slechts een klein gedeelte van Fox Street. Om de hoek is er nog een ATM en een supermarktje waar je voor Europese prijzen spaghetti, cheddar, verse groente, zebra- of krokodillenpaté en frambozenjam kunt krijgen. Veel verder durven we te voet niet te gaan. Het wordt ons ook sterk afgeraden. Door de uber-chauffeurs die ons van A naar B brengen, door het meisje van de supermarkt, door onze stagebegeleider, door eigenlijk iedereen. Zelfs op Fox Street, waar private security dag en nacht een oogje in het zeil houdt, werd maandagavond nog een vrouw gewelddadig beroofd van haar telefoon.

Terwijl Nederland naar de stembus ging werd hier gisteren Human Rights Day gevierd en herdacht, waren wij op Constitution Hill in de voormalige Woman’s Jail, waar op een conferentie heftig werd gesproken over ubuntu en het terugwinnen van menselijkheid. Apartheid werd 28 jaar geleden formeel opgeheven. De verschillen zijn nog steeds immens. De noodzaak om het daarover te hebben, om er beweging te brengen, is voelbaar in alles en iedereen.

Zelfs in die twee minuten van Main Street Life naar Arts on Main. De stad is rauw. De mensen zijn warm. En het regent.